Het Weser

De 440 km lange Weser ontspringt in Hann. Münden uit de samenvloeiing van de Werra en de Fulda en stroomt door Hessen, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Bremen, gedeeltelijk als grensrivier tussen deze deelstaten. Het stroomgebied omvat ook delen van Thüringen en Saksen-Anhalt.

 

Weser Burg Herstelle
De Wezer-vallei bij Beverungen OT Würgassen met uitzicht op Herstelle en kasteel

 

 

Bron rivieren

De 292 km lange Werra en de 218 km lange Fulda komen samen in Hann. Münden en vormen samen de Weser. Daar, op de noordelijke punt van het Fulda-eiland Tanzwerder, staat de Wezersteen met het opschrift sinds 1899:

Wo Werra sich und Fulda küssen
Sie ihre Namen büßen müssen,
Und hier entsteht durch diesen Kuss
Deutsch bis zum Meer der Weser Fluss.“

– Inschrift Weserstein, Hann. Münden, den 31. Juli 1899

 

Oberweser

Hann. Münden is het nulpunt van de binnenwaterkilometers van de Weser. Het waterpeil ligt 116,5 m boven de zeespiegel. Als Opper-Wezer stroomt hij door het Weserbergland in de Opper-Wezervallei tot aan Porta Westfalica. De hellingen van de Opper-Wezer-vallei zijn overwegend bebost. Op vele plaatsen werd en wordt nog steeds rode zandsteen gewonnen, waaruit talrijke historische gebouwen zijn opgetrokken. Veel dorpen worden gekenmerkt door vakwerk met een geleidelijke overgang van Hessische naar Nedersaksisch-Westfaalse bouw. Van Hann. Münden tot Bad Karlshafen is de Weser voor een lang stuk de grens tussen Niedersachsen en Hessen, en van daar tot achter Holzminden is het gedeeltelijk de grens tussen Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. Vervolgens stroomt zij door Nedersaksen, en na Rinteln door Noordrijn-Westfalen.

 

Weser bei Hameln
Weser bei Hameln - Tündersche Warte

 

 

Het Opper-Wezer-doorbraakdal begint bij Hann. Münden en loopt aanvankelijk noordwaarts tussen Reinhardswald en Bramwald, maar buigt bij de Kahlberg voor de Solling scherp naar het westen af. Tussen Reinhardswald en Solling heeft de Weser zich tot 300 m diep ingegraven. Hij passeert Bad Karlshafen en de Hannoveraner kliffen (Weser-Skywalk) en draait naar het noorden aan de zuidwestelijke rand van de Solling. Het dal wordt hier breder, bijvoorbeeld bij Höxter, Holzminden en tussen Hameln en Rinteln, maar daartussen zijn er altijd smalle stukken met steile hellingen, zoals de "Rühler Schweiz". Tussen Holzminden en Bodenwerder passeert de Weser de bergketens Burgberg en Vogler, die net als de Solling tot het natuurpark Solling-Vogler behoren. Ten noorden van Bodenwerder doorkruist de Weser het natuurpark Weserbergland Schaumburg-Hameln. De enige stuw op de Opper-Wezer bevindt zich in Hameln. Het is ook de oudste stuwdam van de hele rivier, ontstaan uit een middeleeuwse molenstuwdam. Beneden Hameln wordt de loop van de rivier steeds westelijker, om bij Vlotho weer noordwaarts te gaan. Na de samenvloeiing met de Werre stroomt de Wezer door het korte, ongeveer 200 m diepe doorbraakdal van de Porta Westfalica (les oog: Keizer Wilhelm Monument) tussen het Wezergebergte en het Wiehengebergte (Wezer km 199, waterstand ongeveer 40 m boven zeeniveau) de Noord-Duitse Laagvlakte in, en doorsnijdt een klein oostelijk deel van het natuurpark Nördlicher Teutoburger Wald-Wiehengebirge, dat zich van het verre Teutoburger Wald over het Wiehengebergte tot in het Wesergebergte kort voor Bückeburg uitstrekt.

 

Weser bei Rinteln
Weser bei Rinteln - Engern

 


Midden-Wezer 

Aan de noordrand van Minden wordt de Weser gekruist door het Mittellandkanaal. Vanaf dit knooppunt van waterwegen wordt het volgens de definitie van de Dienst voor Verkeer en Scheepvaart de Midden-Wezer genoemd. Vanuit geografisch oogpunt wordt de Porta Westfalica soms ook als grens tussen de Boven- en Midden-Wezer genoemd. Tot Schlüsselburg stroomt hij door Noordrijn-Westfalen, vervolgens vanaf Stolzenau door Nedersaksen. Hier in de Noord-Duitse Laagvlakte wordt het ook wel de Wezer laagvlakte genoemd. Tot aan Hoya wordt het ook wel de Midden-Wezer-vallei genoemd. Afgezien van een paar zeer kleine hellingen is het echter geen echte vallei. De Midden-Wezer wordt gereguleerd door zeven stuwen en gedeeltelijk ingekort door sluiskanalen. De grootste steden in het overwegend landelijke Midden-Wesergebied tussen Minden en Bremen zijn Petershagen, Nienburg, Verden en Achim.

Hydrografisch eindigt de Midden-Wezer bij de stuw van de Hemelinger Weser in Bremen-Hastedt bij Weser-km 362,3 en een waterstand van 4,5 m boven de zeespiegel boven de stuw.

Neder-Wezer 

Het gedeelte van de rivier vanaf de Hemelinger Weserstuw tot aan de monding in de Noordzee is onderhevig aan de getijden en wordt de Neder-Wezer genoemd. De kilometers lange binnenwaterweg reikt echter tot in het getijdengebied van de Beneden-Wezer tot 50 m onder de Wilhelm-Kaisen-brug. Hier bij Weser-km 366,72, waar een Weserbrug sinds de 13e eeuw het boveneind van de zeevaart markeerde, ligt het nulpunt van de Neder-Wezer-kilometrering. Sinds 1867 begint de scheepvaartroute echter pas bij de brug van de Weserspoorweg bij Neder-Wezer-km 1,375. Het getijdenverschil in Bremen is door de Wesercorrectie en latere maatregelen gestegen van 0,73 m tot ca. 4 m (laagwater ca. 1 m boven de zeespiegel, hoogwater ca. 5 m boven de zeespiegel). De Neder-Wezer stroomt eerst door Bremen, dan door Nedersaksen. In Bremerhaven, bij Neder-Wezer-km 65, eindigt de Unterweser en begint de binnenste Buiten-Wezer.

 

Buiten-Wezer 

De Outer Weser is de naam die wordt gegeven aan de voortzetting van het estuarium van de Weser dat in zuidoostelijke-noordwestelijke richting in de Waddenzee van de Noordzee loopt. De Outer Weser doorsnijdt het Niedersächsische Nationalpark Waddenzee. Twee achter elkaar gelegen wadplaten in de Outer Weser, de Robbenplaat en de Tegelerplaat, verdelen de Weser in twee armen: de Wurster Arm / Tegler Rinne in het noordoosten en de Fedderwarder Fahrwasser / Hohewegrinne in het zuidwesten. Tegenwoordig wordt alleen deze westelijke arm nog als vaargeul gebruikt. Bij de monding van de Weser in de Noordzee, 452 rivierkilometers van Hann.Münden, bij Neder-Wezer-km 85.248 is de zeewaartse grens tot de Noordzee (volgens WaStrG). De gemeente Misselwarden in Nedersaksen ligt hier op de oostelijke oever. Het verloop van de vaargeul voorbij dit punt wordt het buitengebied van de Outer Weser genoemd.

In de Waddenzee in het Outer Weser-gebied staan verschillende vuurtorens, waaronder de vuurtoren Hohe Weg. Aan het noordwestelijke uiteinde staat de vuurtoren van de Tegeler Plate, en verder naar het noordwesten in de Noordzee staan de vuurtorens Roter Sand en Alte Weser.

 


Historie

 Naam interpretatie

De gelatiniseerde vorm van de naam van de rivier is Visurgis en komt voor in oude Romeinse bronnen en vroegmiddeleeuwse kronieken. De Germaanse vormen van de naam Wisura, Wisera, Wisora, Wisara of Wisuraha zijn sinds de 8e eeuw bekend. Adam von Bremen stelt al in 1075 expliciet: “De meest opmerkelijke rivieren in Saksen zijn de Elbe, de Saale en de Wisara, die nu ook Wissula of Wirraha worden genoemd.” Er kan daarom worden aangenomen dat de Wezer en Werra in de oudheid één en dezelfde naam waren, hoewel regionale taalkundige differentiatie in de loop der tijd leidde tot een conceptuele scheiding van de bovenloop van de rest van de rivier. Deze aanname wordt ondersteund door het feit dat de grens tussen het Neder- en Opper-Duitse taalgebied bijna precies bij Münden liep, waarbij de Opper-Duitse vorm Wirra zich ontwikkelde tot Werra. De Nederduitse vorm de Wersern of de Werser bevat vandaag de dag nog steeds beide middelste medeklinkers. De naam Wisara werd vroeger geïnterpreteerd als weidegebied of weidewater. Tegenwoordig is het waarschijnlijker dat het is afgeleid van een Indo-Europese wortel *ueis/*uis = wegvloeien, stromen. Verwante namen komen in heel Europa voor, van het Poolse Wisła (Wisla) tot het Noors-Zweedse Visa tot het Franse Vézère (een zijrivier van de Dordogne) en het Belgische Vesdre.

 Oorsprongsgeschiedenis en historische ontwikkeling 

Tot het midden van de Elster glaciale periode stroomde de Weser van Hamelen door de Deisterpforte en het Hallerdal over een periode van anderhalf miljoen jaar. De Leine mondde ten oosten van Adensen bij de brug over de Hallerbrücke aan de B3 uit in de Weser. Vondsten van grind uit de Weser maken het mogelijk om de loop van de Leine en de Weser in die tijd te reconstrueren. De dorpen langs de vroegere loop van de rivier zijn: Nordstemmen, Rössing, Barnten, Sarstedt, Gleidingen, Rethen, Laatzen, Höver, Altwarmbüchen, Burgwedel, Mellendorf en Brelingen. Wesergrind kan verder worden getraceerd richting Nienburg via Hagen bij Neustadt.

De ijstijd, het Pleistoceen, heeft het landschap volledig veranderd en ook de loop van de Weser beïnvloed. Vondsten van brokstukken van de Weser in Nederland geven aan dat de Weser de noordelijke rand van het Wiehengebergte volgde vanaf het huidige Minden, voordat hij verder stroomde richting het Ijsselmeer. De terugtrekkende ijstijden maakten de weg weer vrij en de Weser veranderde van koers naar het noorden. Smeltwater van de gletsjers en neerslag van het middelgebergte vormden samen oerstromen, waar ook de Weser zich bij aansloot. Het dal van de Aller-Weser gletsjerstroom, de zuidelijkste, strekte zich uit van de middenloop van de Oder via de middenloop van de Elbe tot aan de monding van de Weser. Ze versmolten met de Weser ongeveer ter hoogte van de huidige stad Hoya aan de midden-Weser en stroomden vervolgens het bekken van Bremen in. De monding in de Noordzee fluctueerde echter ook door de millennia heen tussen Wangerooge en Helgoland.

Van het midden van de 14e eeuw tot het begin van de 16e eeuw had de Weser een estuariumdelta met meerdere zijarmen naar de Jadebaai, die in wezen in de 12e eeuw ontstond. Deze wateren ontstonden door invallen van de zee, ook al voerden ze toen voornamelijk Weserwater aan. De Ahne en Heete stroomden vanuit Nordenham naar het westen, de Lockfleth vanuit Brake naar het noordwesten, en soms was er zelfs een verbinding van de Elsflether Tief naar de rivier de Jade. Grote delen van het huidige schiereiland (district Wesermarsch) tussen de Beneden-Wezer en de Jadebaai waren daarom eilanden. Hierdoor heeft het schiereiland geen eenduidige naam. Het noordelijke deel heet Butjadingen (= land buiten de Jade), het zuidelijke deel Stadland (van Gestade = kust).

De eerste haven van de stad Bremen lag aan een arm van de Weser die Balge werd genoemd. Of het in de Karolingische tijd soms de hoofdarm was, is twijfelachtig. In de 12e eeuw was de Balge nog diep genoeg voor schepen uit die tijd. De oude stad strekte zich uit tot de eilanden tussen de Balge en de Weser zelf. Pas in de 13e eeuw werden ook de oevers van de Weser als haven gebruikt en werd de Schlachte als (houten) oeverversterking gebouwd. Vanaf de 14e eeuw diende de Balge alleen nog als binnenhaven. Aan het begin van de 19e eeuw werd hij gedempt. De Kleine Weser in Bremen had al lang voor de bouwmaatregelen van de 19e eeuw geen regelmatige watertoevoer vanuit de Mittelweser en werd daarom in het verleden ook wel de Ohle Weser (Oude Weser) genoemd. Tot de 19e eeuw was er een verbindingsgracht van de Weser voor militaire verdedigingsdoeleinden, die de Teerhof scheidde van de Stadtwerder.

In de jaren 1950 werd de hoogwatergeul boven de Kleine Weser uitgebreid en ontstond het Werdermeer. Sinds 1968 scheidt een stuw in de Kleine Weser deze van de Beneden-Wezer op ongeveer 200 meter van de monding. Tijdens de herinrichting in de jaren 1980 werd het smalle deel tussen de Kleine Weser en de Werdersee verwijderd, zodat de twee een hydrologische eenheid vormen. Tegelijkertijd werd een sloot aangelegd om dit meer van zoet water uit de Midden-Wezer te voorzien. Tot het einde van de 19e eeuw stroomde het Weserwater bij (rivier)overstromingen nog aan de zuidrand van Bremen door een spleet in de duinrug langs de Weser naar de Wümmeniederung (oostgrens van Bremen), van waaruit het 26 kilometer via het Lesum weer in de Weser bij Vegesack kon stromen.


Nederzettingen en staatsgeschiedenis 

Oudheid en migratie 

De Varusslag (hier de opgravingslocatie op de vermoedelijke locatie bij Kalkriese) maakte een einde aan de Romeinse heerschappij, maar niet aan de handel De vallei van de Boven-Weser werd voor de opmars van de Germanen bevolkt door Kelten. De Romaanse, d.w.z. middeleeuwse, kloosterkerk van Bursfelde (zie hieronder) staat op een oude Keltische processieroute.

Ten tijde van de Romeinse veroveringspogingen, van de Gallische veldtocht van Caesar tot aan de Varusslag, was het Wesergebied al bewoond door Germaanse stammen. Tacitus en andere Romeinse kroniekschrijvers noemen Chauks aan de benedenloop van de rivier en Angrivariërs en Cherusken verder stroomopwaarts. Oude en vroegmiddeleeuwse auteurs baseerden hun beschrijvingen van de Germaanse stammen voornamelijk op mondelinge overlevering.

Vanwege tegenstrijdigheden en duidelijke fouten beoordelen historici de oude teksten tegenwoordig met de nodige voorzichtigheid. De Saksen worden voor het eerst genoemd aan het einde van de 2e eeuw, voor wat nu Holstein is. In de 4e eeuw woonden ze al in het Wesergebied en hadden ze zelfs de Salfranken uit de IJssel verder naar het westen verdreven. Aangezien het Saksische nederzettingsgebied in deze tijd grotendeels overlapte met dat van de Chauken, zonder bewijs voor oorlog tussen de twee volkeren, wordt aangenomen dat de Chauken een substam van de Saksen waren, die de latere Westfalen en Engerniërs omvatte. Talrijke vondsten van typische fibulae bevestigen dat de Saksen zich in de 4e en 5e eeuw in de rivierdriehoek Elbe en aan de Midden-Weser vestigden.

Middeleeuwen

Pas door conflicten met de uitbreiding van het Frankische Rijk wordt de Saksische substam Engern vanaf 775 met name genoemd in het stroomgebied van de Weser, van de zijrivier van de Diemel tot aan het kustgebied ten noorden van Bremen. Engern was verdeeld in talrijke districten van verschillende grootte, die als nederzettingsgebieden ook de basis vormden voor de politieke organisatie. Toen Karel de Grote in 782/783 het land veroverde en de Saksen verbood openbare vergaderingen te houden, kwam er een einde aan de politieke onafhankelijkheid van de Saksische legers van Engern, Westfalen en Oostfalen.

Marktnederzettingen ontstonden in de door Karel de Grote gestichte bisdommen Minden, Verden (pas bewezen onder Lodewijk de Duitser in 849) en Bremen. Hameln en Höxter werden in de 9e eeuw gesticht als marktsteden naast kloosters. Deze steden kregen echter pas echte stadsrechten in de 12e eeuw, Hameln en Verden in de 13e eeuw.

In 1127 verwierf de Beierse Welf hertog Hendrik X het hertogdom Saksen door een huwelijk. Zijn machtige zoon Hendrik de Leeuw kwam in verzet tegen keizer Frederik Barbarossa en werd geleidelijk aan van zijn macht beroofd. Dit was het begin van de politieke versplintering van het Wesergebied. Talrijke graaf- en adellijke dynastieën ontwikkelden hun eigen dynastieke belangen. De territoriale bezittingen van de bisdommen Paderborn, Minden en Verden en het aartsbisdom Bremen waren vergelijkbaar. De takken van de dynastie Guelph bleven echter tot 1866 de belangrijkste vorsten in het Wesergebied.

De Friezen, die zich op de linkeroever van de Weser onder de monding van de Huntemündung vestigden, hadden eeuwenlang hun onafhankelijkheid behouden onder de paraplu van het Heilige Roomse Rijk. In de 15e eeuw probeerde de stad Bremen hen onder haar controle te brengen. In 1499 werden Stadland en Butjadingen echter veroverd door de graven van Oldenburg.

De eigendomsstructuur en het belang van de verschillende heerschappijen veranderde keer op keer. De graven van Schaumburg waren een dynastie met wijd verspreide bezittingen. Het graafschap Everstein, dat ooit was voortgekomen uit een baljuwschap van de abdij van Fulda, viel in 1408 onder het hertogdom Brunswijk.

Moderne tijden 

Vanwege de toenemende territoriale versnippering werden de tien keizerlijke districten in 1512 op de Keulse Rijksdag gecreëerd. De grens tussen de Nederrijns-Westfaalse en Nedersaksische rijksdistricten lag aan de Weser.

De territoriale versnippering belemmerde ook de scheepvaart op de Weser, omdat elk aangrenzend graafschap douanerechten hief. Daarbij kwamen nog de gevolgen van burenruzies. Een landheer uit de vertakte familie van de baronnen van Münchhausen sneed bijvoorbeeld de stroomafwaarts gelegen stad Hessisch Oldendorf af van de handel op de Weser door de rivier om te leiden naar de andere kant van het dal.

In de overgang van de middeleeuwen naar de moderne tijd ontwikkelden de adel en de rijke steden in het Weser-hoogland een bijzondere bouwstijl, de Wezerrenaissance.

Bij de Vrede van Westfalen in 1648 kreeg Zweden de hertogdommen (tot dan toe (aarts)bisdommen) Bremen en Verden en daarmee de rechteroever van de benedenloop van de Weser. Aan het begin van de 18e eeuw werden beide gebieden bezet door Denemarken en vervolgens afgestaan aan het keurvorstendom Hannover. De stad Bremen kon haar keizerlijke onmiddellijkheid maar met moeite behouden.

Sinds de Dertigjarige Oorlog verwierven het keurvorstendom Brandenburg en het koninkrijk Pruisen geleidelijk het grootste deel van de loop van de Wezer: in 1648 het voormalige bisdom Minden, op het Congres van Wenen in 1812/15 het bisdom Paderborn met Höxter, na de Duitse oorlog in 1866 het koninkrijk Hannover met meer dan 50 % van de loop van de Wezer en Hessen Kassel met de linkeroever tot Karlshafen en de Schaumburger exclave rond Hessisch Oldendorf en Rinteln. In het Duitse Rijk behoorde de Weser naast Pruisen tot Brunswijk (rechteroever van Solling tot Ith met Holzminden, linkeroever rond Thedinghausen bij Bremen), Bremen en Oldenburg (linkeroever van Bremen tot aan de monding).

Vanwege de zeehavens bleef Bremen tot 1888 een buitenlands douanegebied, zelfs als onderdeel van het Duitse Rijk. In 1939 kwam Bremerhaven bij Pruisen in ruil voor een uitbreiding van het grondgebied van de stad Bremen. In 1945 werden Bremen en Bremerhaven, uitgebreid met de stad Wesermünde, een Amerikaanse enclave in het kustgebied van de Britse zone en in 1947 werd het een zelfstandige deelstaat.


Flora en fauna

Vanuit ecologisch oogpunt stroomt de Wezer door vier fundamenteel verschillende habitats van flora en fauna. Terwijl het Weserbergland van Hann. Münden tot Porta Westfalica overwegend wordt gekenmerkt door aaneengesloten sparren-, beuken- en eikenbossen met een rijke wildpopulatie, wordt het gebied van de Midden-Wezer van Minden tot Bremen gekenmerkt door een weids moeraslandschap met overwegend agrarische structuren en hier en daar een hoog aandeel bos. Heide en veen zijn ook kenmerkend voor dit deel van de rivier. Hier maakt de rivier talrijke bochten en vormt oxbow-meren met een hoge vispopulatie en habitats dicht bij de kust voor dieren en planten.

De oevers van de Beneden-Wezer worden begeleid door brede, bijna boomloze moerasgebieden. Hier hebben de regelmatige overstromingen, die ongehinderd door dijken de randen van de kwelders bereikten, een eigen landschap gevormd. Zand, slib, klei en leem die hier werden meegevoerd en afgezet, vormden het huidige landschap tussen Bremen en de Noordzee met laagvlakten en hoogveen in het overgangsgebied tussen de Geest en de moerassen.

In de prehistorie lag de Noordzeekust minstens 50 kilometer noordelijker dan nu. De oorspronkelijke kustlijn veranderde door bodemdaling en de mens stopte deze ontwikkeling door dijken te bouwen. De Waddenzee is ontstaan in het getijdengebied door erosie en sedimentatie bij de monding van de Weser. Het is een unieke habitat voor zeedieren. Tegenwoordig zijn er talloze zeehondenbanken te vinden op en in de Buiten-Wezer.

De Flora-Fauna-Habitatrichtlijn van 1992 verplicht de federale staten om gebiedsvoorstellen in te dienen bij Brussel voor de bescherming van bepaalde habitattypes en leefgebieden van bedreigde dier- en plantensoorten. Geselecteerde gebieden uit de nationale voorstellen moeten dan samen met de vogelreservaten die zijn aangemeld in het kader van de Vogelrichtlijn van de EU het Natura 2000-beschermingssysteem voor heel Europa vormen. Sommige gebieden langs de Weser zijn al opgenomen in dit project, bijvoorbeeld de Strohauser Plate.

De diversiteit van de flora en fauna langs de Boven-Wezer werd aangetoond door de inspectie van een 14 km lang deel ten zuiden van Beverungen in juni 2000. 576 plantensoorten (waaronder 62 mossen en 487 vaatplanten) en 389 diersoorten (waaronder 30 libellen, 60 kevers, 33 vlinders en 58 vogels) werden geregistreerd door meer dan 30 specialisten in korstmossen, mossen, vaatplanten, weekdieren, insecten, amfibieën en vogels in dit deel van de Wezer-vallei.

Als onderdeel van een vooronderzoek voor de bouw van een vistrap bij de stuw Pfortmühle in Hamelen in 2001, werden 28 vissoorten geïdentificeerd, naast de bekende trekvissen zoals paling en zalm, en talloze andere vissoorten die langs de Weser en zijn zijrivieren migreren.

(Fragmenten uit Wikipedia, de hele tekst hier: http://de.wikipedia.org/wiki/Weser

Vertaald met deepl.com (gratis versie)

In een passagiersschip op de Weser

Een boottocht op de Weser biedt een bijzonder mooi uitzicht op het omringende landschap. Passagiersboottochten met moderne schepen op de Weser worden op drie locaties aangeboden. 

Het Weserbergland

Het Weserbergland maakt deel uit van het Niedersächsischen Bergland in Niedersachsen, Hessen en Nordrhein-Westfalen langs de Wezer tussen Hann. Münden en Porta Westfalica in Duitsland.

Offcanvas-Menü